SPANJE, geschiedenis

 

Deel 1: Prehistorie en Oudheid

De prehistorie is de periode waarin nog geen schriftelijke overdracht van informatie plaatsvond, grofweg tot 1000 vóór Christus.

 

Sima de los Huesos (de Knekelput), Sierra de Atapuerca.

In 1976 werd in Noord-Spanje, in de heuvels van Atapuerca, een belangrijke archeologische vondst gedaan, drie menselijke tanden. Opgravingen leverden uiteindelijk 6.700 botten en tanden op, toebehorend aan de skeletten van 28 mensachtigen die daar ruim 400.000 jaar lang onder de heuvels verborgen hadden gelegen. DNA-onderzoek wees uit dat de resten toebehoorden aan Homo Heidelbergensis, de gemeenschappelijke voorouder van de Neanderthaler (Homo Sapiens Neanderthalensis) en de moderne mens (Homo Sapiens Sapiens). De Sierra de Atapuerca is daarmee de oudste opgravingsplaats van (voor-) menselijke resten ter wereld. Homo Heidelbergensis waren jagers en leefden tussen 600.000 en 200.000 jaar geleden in Europa en Afrika.

 

Neanderthalers

 

Zo een 350.000 tot 400.000 jaar geleden ontwikkelde zich uit Homo Heidelbergensis de Neanderthaler in Europa, en later de moderne mens in Afrika. Deze opsplitsing had waarschijnlijk veel te maken met de klimatologische verschillen tussen Europa en Afrika, vooral in de barre ijstijden. De Neanderthaler was meer gedrongen en gespierder dan de moderne mens, maar had een groter hersenvolume. De Neanderthalers leefden in Europa en het westelijk deel van Azië. Rond 40.000 jaar geleden maakte de moderne mens de oversteek van Afrika naar Europa en leefde enkele duizenden jaren samen met de Neanderthalers. Hoe vreedzaam dit was, en of de moderne mens zoals bij zoveel andere soorten, ook verantwoordelijk is geweest voor het uitsterven van de Neanderthaler is niet duidelijk. Feit is dat 2% van ons menselijk DNA afkomstig is van de Neanderthaler. Vreedzaam of niet, beide soorten hebben in ieder geval contact met elkaar gehad.

 

Gorham’s cave, Gibraltar

In de laatste ijstijd stierven de Neanderthalers langzaam uit, klimaatverandering heeft vrij zeker een belangrijke rol gespeeld. De laatste Neanderthalers leefden waarschijnlijk in Zuid-Spanje. Tot voor kort werd algemeen aangenomen dat de Neanderthalers zo een 30.000 jaar geleden uitstierven. Vondsten van Neanderthaler werktuigen in Gorham’s cave (grot) op Gibraltar toonden echter aan dat dat zij tot zeker 24.000 jaar geleden hebben weten te overleven in Zuid-Spanje.

Cueva de Nerja

Homo Sapiens Sapiens, de moderne mens, heeft vanaf 20.000 jaar geleden beroemde grotschilderingen achtergelaten. Enkele zeer bekende hiervan bevinden zich in Spanje: de beroemde schilderingen in de grotten van Altamira (Cantabria, Noord-Spanje) en die in de Cueva de Ardales (Andalucia). Tot voor kort werd aangenomen dat ook de schilderingen in de kilometers lange grotten van Nerja ( Cueva de Nerja, Costa del Sol, Andalucia) door de moderne mens vervaardigd waren. Logisch, want artistieke uitingen werden als vanzelfsprekend toegeschreven aan de moderne mens, Neanderthalers werden daartoe niet in staat geacht. Recente koolstof dateringen onthulden echter dat deze schilderingen 43.000 jaar oud zijn en dat de afbeeldingen van zeehonden dus naar alle waarschijnlijkheid toegeschreven moeten worden aan de Neanderthaler. Hiermee zijn de grotschilderingen van Nerja de oudste tot nu toe ontdekt ter wereld, en de enige vervaardigd door Neanderthalers (Beide foto’s: Wikipedia).

Vanaf ruim 20.000 jaar geleden werd Europa, en ook Spanje dus, naast de vele dieren, exclusief bewoond door de moderne mens. Ongeveer 8000 jaar geleden bereikten de invloeden van het Neolithicum, de nieuwe steentijd, Spanje vanuit Mesopotamië en Egypte. Uit deze tijd stammen ondermeer de Dolmenes de Antequera, provincia Malaga, megalitische (“grote stenen”) grafkamers meer dan 6000 jaar oud, sinds 2016 op de Werelderfgoed lijst van UNESCO. De rol van het jagen en verzamelen, en daarmee het rondtrekkend bestaan nam af in de nieuwe steentijd. De moderne mens ging zich toeleggen op primitieve vormen van landbouw en veeteelt, en ging daardoor leven in nederzettingen. De vroegste resten hiervan, aardewerk en bewerkte stenen die dienden als speerpunt of bijl, zijn vooral gevonden rond Almeria. In dit gebied is ook de oudste ommuurde nederzetting van Spanje aangetroffen, meer dan 4000 jaar oud.

 

 

Van prehistorie naar Oudheid (+/- 3000 vC – 1000 vC)

Het zuiden van Spanje was rijk aan mineralen en ertsen. Met name de aanwezigheid van koper en contacten met beschavingen uit het oostelijk middellandse zee gebied die de metallurgische kennis bezaten om brons uit koper en tin te legeren zorgde dat Spanje relatief vroeg van de nieuwe steentijd (neolithicum) overging naar de bronstijd.

De oorspronkelijke bewoners van het Iberisch schiereiland waren krijgslustige stamvolkeren. De meest ontwikkelde Iberiërs leefden in het Zuid-Oosten waar door contacten met ondermeer Griekse en Fenicische handelaren en kolonisten een samenlevingsvorm ontstond die veel gemeen had met de Griekse. Centraal en meer naar het Noord-Westen toe was er sprake van meer primitieve samenlevingsvormen die vooral leefden van primitieve landbouw en rondtrekken met kuddes dieren.

Een aparte groep leefde in de Westelijke Pyreneeën en de heuvels Zuid-Westelijk daarvan, de Basken. Ook de Basken waren een herdersvolk en leefden in stamvorm, met sterk familiale banden. Tot het einde van de Romeinse tijd hebben zij in relatieve afzondering op het Iberische schiereiland geleefd. Over de afkomst van de basken tast men nog steeds in het duister. Zijn de Basken de originele, pre-Iberische bewoners van Iberië, of komen zij van elders. De Baskische taal, die door de eeuwen heen is blijven bestaan, toont in ieder geval geen enkele verwantschap met welke Indo-Europese taal dan ook.

De grote behoefte aan brons bij andere volkeren rond de Middellandse zee maakte het zuiden van Spanje (ongeveer het huidige Andalucia) tot een aantrekkelijke handelspartner. Contacten met meer ontwikkelde culturen (als eerste de Minoërs van Kreta die weer contacten hadden met Egypte en het Perzie) heeft mede de ontwikkeling van de Iberische cultuur bepaald. Daarnaast werden ook handelsnederzettingen gevestigd en vermengden, aanvankelijk vooral Grieken, zich met de Iberische bevolking. Zo zou mogelijk de stad Malaga door de Grieken gevestigd zijn al zijn nooit Griekse resten aangetroffen.

 

Deel 2: van Kelto-Iberiërs, Feniciërs, Romeinen, Visigoten en Moren naar Katholieken (1000 vC – 1492 nC)

Kelto-Iberiers

Naast vermenging met vooral Grieken trad ook vermenging met Kelten op die tussen 1000 en 500 vC over de Pyreneeën het Iberisch schiereiland binnentrokken en zich vooral in Noord-Spanje vestigden. Ondermeer Ebyzos (Ibiza) werd door de Kelten gesticht (654 vC). Er zijn in Spanje nog veel resten van de Keltische culuur te vinden zoals de dolmen.

 

Fenicië (Phoenicië)/ Carthago (+/- 1000 vC – 146 vC)

Fenicie bevond zich in het gebied van het huidige Libanon, israël en Syrie. Rond 1400 vC stortte het Minoïsche rijk ineen en werden de Feniciërs de meest succesvolle zeevarende en handeldrijvende natie aan de Middellandse zee. In de Griekse stadstaten, aan de Noord-Afrikaanse kust en ook aan de

Spaanse kust (Gadír-Cádiz) werden Fenicische kolonieën gesticht. De Feniciërs hebben in Spanje ondermeer druiven, olijven en ezels geïntroduceerd. De bekendste stadstaat was Carthago, in het huidige Tunesië. Carthago (haar inwoners werden door de Romeinen Puniërs genoemd), werd een belangrijke Fenicische stadstaat aan de Middellandse Zee.

Rond 500 VC werd Fenicië door de Perzen veroverd en ging Carthago zelfstandig verder als belangrijke machtsfactor aan de Middellandse Zee. Aanvankelijk beheersten de Carthagers de zuidkust (Cádiz). Rond die tijd zou Carthago de stad Malaca (Malaga) met de grond gelijk gemaakt hebben, hetgeen de mogelijke verklaring is voor het feit dat er nooit Griekse overblijfselen in Malaga zijn aangetroffen.

Later, rond de 3e eeuw vC breidden de Carthagers hun macht ook uit naar het zuid-oosten van het Iberisch schiereiland. Het huidige Cartagena in Murcia (door de Romeinen aangeduid als Carthago Nova) werd gesticht door de Carthagers (Puniërs) die er neerstreken vanwege de strategisch gelegen natuurlijke haven en de zilvermijnen.

 

De Romeinen (206 vC – 476 nC)

In de derde en tweede eeuw vC vochten de Puniërs (Hannibal) drie oorlogen uit met de Romeinen. Tijdens de Tweede Punische oorlog, toen Hannibal met zijn olifanten over de Alpen trok met als doel de stad Rome aan te vallen, openden de Romeinen een tweede front in Spanje waar zij de Carthagers versloegen (206 vC).Na de Derde Punische oorlog (146 vC) was Carthago definitief verslagen, de stad aan de Noord-Afrikaanse kust werd volledig vernietigd. Carthago werd een Romeinse provincie (Africa). Het Romeinse rijk vestigde zich op het Iberische schiereiland. Het veroveren van het Iberisch schiereiland vond plaats vanuit het Zuid-Oosten in Noordwestelijke richting. Het zou nog een kleine 200 jaar duren voordat de Romeinen het gehele Iberisch schiereiland aan zich onderworpen hadden, met name stammen in het noorden boden lang tegenstand.

Rond 200 vC, 2e Punische oorlog) viel het gebied dat tot het huidige Cataluña behoort in Romeinse handen en werd de stad Tarracco gesticht, Tarracco werd zeer welvarend door landbouw, textiel en overzeese handel. Tarracco was hoofdstad van de Romeinse provincie Tarragonensis. In het huidige Tarragona zijn nog veel overblijfselen van deze Romeinse provinciehoofdstad te bewonderen, waaronder een grote Romeinse stadsmuur.

Na de Derde Punische oorlog (146 vC) was Carthago definitief verslagen, de stad aan de Noord-Afrikaanse kust werd volledig vernietigd. Carthago werd een Romeinse provincie (Africa).

 

Italica (10 km van het huidige Sevilla, deels op het grondgebied van het huidige Santiponce) werd de eerste Romeinse nederzetting op het Iberisch schiereiland. Een deel van Italica is opgegraven en vormt nu een belangrijke archeologische bezienswaardigheid met onder andere een amphitheater dat 25.000 mensen kon herbergen, enkele woonhuizen en mozaïeken. Cartagena bleef ook onder de Romeinen een belangrijke stad (hoofdstad van de provincie Carthaginensis) Het hedendaagse Cartagena herbergt naast een groot Romeins amphitheater vele overblijfselen uit de Fenicische en Romeinse tijd. In 25 vC stichtte keizer Augustus de stad Emerita Augusta, strategisch gelegen op een doorwaadbare plek aan de rivier de Rio Guadiana, die uitgroeide tot de hoofdstad van de Romeinse provincie Hispania Lusitania. (Merida, thans hoofdstad van de autonome regio Extremadura). Veel monumenten uit de Romeinse tijd zijn in Mérida bewaard gebleven, waaronder een tempel, een theater, een amfitheater, woningen en mozaïeken en een en de brug over de Rio Guadiana.

Foto hierboven (van Wikipedia), Spanje in de Romeinse tijd. Toegevoegd de steden Barcino (Barcelona, B), Tarraco (T), Valentia (V), Cartago Nova (C), Malaca (M), Antikeria (Antequera, A), Ronda (R), Gades (Cádiz, G), Hispalia (Sevilla, H), Italica (I), Corduba (Co), Emerita Augusta (Mérida, E), Segovia (Sg), Toletum (To), Salamantica (Salamanca, Sa), Olisipo (Lissabon, O).

 

 Deze brug, El Puente Romano, is met 792 meter overspanning de grootst bewaard gebleven Romeinse brug. Zij vormde een belangrijke verbinding tussen Lissabon en steden als Cordoba en Zaragoza. De brug is enkele malen gerestaureerd en tot het einde van de 20e eeuw in gebruik gebleven.

Mérida is een van de grootste archeologische vindplaatsen in Spanje, ondanks dat het in 713 nC door de Arabieren vrijwel volledig verwoest is. Met haar vele, relatief goed bewaard gebleven monumenten werd Merida in 1933 op de Werelderfgoed lijst van Unesco geplaatst.

Baetica (ongeveer het grondgebied van het huidige Andalucia) werd tot een rijke en ontwikkelde provincie van het Romeinse rijk, met Cordúba (Cordoba) als belangrijkste stad. Spanje heeft haar naam (Hispania) en haar talen (Castellaans, Galicisch en Catalaans) te danken aan de Romeinen. Ook het Christendom werd onder de Romeinen ingevoerd. De huidige infrastructuur van Spanje is in belangrijke mate terug te voeren op de Romeinse tijd, al was toen het knooppunt van alle wegen Toletum (Toledo) en is dat na de in gebruik name van Madrid als hoofdstad enigszins aangepast. Het bekendste aquaduct in Spanje bevindt zich in Segovia. Tijdens de Romeinse overheersing heeft zich ook een belangrijke Joodse kolonie in Spanje gevestigd. De keizers Trajanus (98-117 nC) en Hadrianus (117-138 nC) werden geboren in Italica en bestuurden daarvandaan ook hun rijk. Onder Trajanus bereikte het Romeinse rijk haar grootste omvang. Ondanks dat er door latere veroveraars veel van de Romeinse cultuur vernietigd is zijn er nog talrijke Spaanse steden die een Romeins theater of amphitheater als erfgoed hebben. Symbolen van brood en spelen voor het volk. Een mooi voorbeeld daarvan in onze huidige tijd is ook: de voetbalclub Betis (Baetica) Sevilla die haar trouwste aanhang vindt in de wijk Triana (genoemd naar keizer Trajanus).

In de 3e eeuw begon het Romeinse rijk langzaam zwakke plekken en scheuren te vertonen. Op het Iberisch schiereiland werd de rust verstoord door invallen van Germaanse stammen uit het Noorden. Eind 4e eeuw werd het rijk definief in twee delen opgesplitst, het West-Romeinse- (waaronder het Iberisch schiereiland) en het Oost-Romeinse Rijk dat als hoofdstad Byzantium kreeg.

Aan het eind van de 4e eeuw gaven de Hunnen met hun trek vanuit Oost-Europa/ Azie westwaarts de impuls voor de Grote Volksverhuizing. Net zoals de Romeinen, werden ook de Visigoten (een Germaanse stam) hierdoor bedreigd. De situatie veroorzaakte een conflict tussen de Romeinen en de Visigoten aan de Donau. Veel Germaanse stammen uit Noord- Europa vluchtten zuidwaarts, de Pyreneeën en de Alpen over. Het eens militair zo soevereine West Romeinse Rijk, nu uitgehold door decadentie, corruptie, economische malaise en interne twisten, kon de invasies van Germaanse volkeren niet meer weerstaan. In 476 plunderden de Visigoten Rome en hield het West-Romeinse Rijk op te bestaan.

In de 6e eeuw veroverden de Visigoten ook het grootste deel van het Iberisch schiereiland, deels op de verzwakte Romeinen deels op andere Germaanse stammen (Vandalen, Alanen) die zich er al gevestigd hadden en Mérida tot hun hoofdstad gemaakt hadden. Baetica (Andalucia) hield nog het langst stand als onderdeel van het (Oost-) Romeinse Rijk maar viel in 622 definitief in handen van de Visigoten. Toletum (Toledo) werd de hoofdstad van het Visigotische Rijk. Het Oost-Romeinse (Byzantijnse) Rijk zou nog tot 1453 bestaan, tot de Turken de hoofdstad Constantinopel veroverden.

 

De Visigoten (476 – 711)

 

De Visigotische koningen van Hispania zagen zichzelf als de rechtmatige opvolgers van Rome en niet als vernietigers van een deel van het Romeinse Rijk. Zij meetten zichzelf dan ook dezelfde symbolen en privileges aan als de voormalige Romeinse heersers (die ondermeer aan decadentie en corruptie ten gronde waren gegaan). De Visigotische koning omringde zich met een elite van enkele honderden adelijke families die rechtstreeks contact hadden met het hof, en op wat grotere afstand met een aristocratie bestaande uit zo een duizend bezitters van de grootste en beste grondstukken in Hispania.

In de aristocratie kwam er langzaam een gedeeltelijke samensmelting tussen de Visigotische militaire elite en de socio-economische elite van de Hispaniers tot stand.

Tijdens de Visigothische periode raakt de eens zo hoogstaande economie van Zuid-Oost Hispania in verval. Vooral gebrek aan krachtdadig bestuur was hier een oorzaak van. De heersende elite was veelal verwikkeld in onderlinge twisten en had de handen vol aan het onderdrukken van de bevolking die deels als slaaf op hun landgoederen werkten om het geld te genereren dat ondermeer nodig was om de legertjes van de adelijke krijgsheren te financieren. Het Visigotisch hof was niet in staat zelf een volwaardig leger te onderhouden om de onderlinge twisten in de kiem te smoren en de eenheid en orde te bewaren. De koning leunde steeds meer op de macht van adelijke krijgsheren waardoor de feitelijke macht in het land steeds verder decentraliseerde. Opgemerkt dient te worden dat de Noordelijke gebieden van Hispania nauwelijks geïntegreerd waren in het Visigotische koninkrijk en qua ontwikkeling en organisatie ver achter liepen bij het Zuid-Oosten.

Gaandeweg werd de afstand tussen elite en bevolking steeds groter. De Katholieke Kerk werd officieel erkend in 589 toen de Visigotische koning zich liet bekeren, en was een loyale medestander van de Visigotische koningen. Als enige instituut in het Visigotische rijk met een duidelijke organisatie en samenhang beleefde de Kerk haar hoogtijdagen begin 7e eeuw als het hoogst aangeschreven wetenschappelijk centrum van West- Europa. Er werden kloosters gesticht waardoor de kerk haar invloed uitbreidde. Dat was ook niet moeilijk in een land waarin een groot deel van de bevolking in structurele armoede leefde en ieder spirituele sprankje hoop welkom was. Tegen het einde van de Visigotische periode bezat de kerk al veel onroerend goed in de vorm van kloosters, kerken en grond waarmee zij zichzelf van inkomsten voorzag. De bevolking was in belangrijke mate gemarginaliseerd en leefde in veel gevallen als slaaf van grootgrondbezitters of soldaat voor de krijgsheren.

Het Visigotische rijk is dan ernstig verzwakt door interne spanningen als gevolg van sociale tegenstellingen tussen de bezittende klasse enerzijds en de afhankelijken en slaven anderzijds. In de laatste eeuw van de Visigotische heerschappij komt het verarmde volk ook regelmatig in opstand. Verder spelen er godsdienstwisten tussen verschillende Christelijke facties en worden de Joden onderdrukt en uitgesloten. Concluderend kan gesteld worden dat de Visigoten er nooit ingeslaagd zijn van Hispania een politieke eenheid te maken en dat zij het land verzwakt en kwetsbaar hebben achtergelaten.

Indrukwekkende bouwwerken hebben de Visigoten niet achtergelaten, er is een Visigotisch museum in Toledo.

 

Arabieren (“Moren”, “Saracenen”)

Vanaf 661 wordt het islamitische rijk bestuurd door de Omajjaden. De opdracht van Mohammed getrouw om de Islam te verbreiden worden de Romeinse provincies in Noord Afrika veroverd. In 710 voert Berbervorst Tarif een plundertocht uit op de zuidelijke punt van het Iberisch schiereiland (Tarifa), het smaakt naar meer. Een jaar later, in 711 steken 7000 Islamitische Berbers uit Noord-Afrika, onder leiding van van hun aanvoerder Tariq de straat van Gibraltar over (Jabal-i-Tariq, de rots van Tariq, in het Spaans verbasterd tot Gibraltar). Foto: Gibraltar met op de achtergrond Afrika.

Het ernstig verzwakte Visigotische rijk wordt zonder veel tegenstand overgenomen.

Cadiz, Sevilla, Cordoba en Toledo worden binnen een jaar door de Arabieren veroverd. In 713 roept de kalief van Damascus de vestiging van de Islam in de veroverde gebieden op het Iberisch schiereiland uit. In 722 verslaan de Visigoten met een relatief klein leger bij Covadonga de oprukkende Moorse legers waarna in Noord-Spanje het christelijke koninkrijk Asturie ontstaat. Asturië is het enige deel van Spanje dat altijd katholiek gebleven is, reden ook waarom de Spaanse kroonprins altijd de titel “Principe de Asturias” draagt.

De opmars van de “Moren”verder noordwaarts, (het Frankische Gallië) wordt gestopt na veldslagen bij Tours en Poitiers (732). Vijf jaar later verslaat Karel Martel de Islamitische legers nogmaals bij Narbonne waarop deze zich terugtrekken ten Zuiden van de Pyreneeen.

 

Het Emiraat van Cordoba

In 756 wordt het emiraat van Cordoba gesticht dat behoudens het noordelijk deel het gehele Iberische schiereiland controleert. Cordoba komt tot grote culturele en wetenschappelijke bloei en groeit uit tot een toonaangevende metropool. In 756 wordt onder emir Abd ar Rahman I aangevangen met de bouw van de grote moskee van Cordoba (de huidige “Mesquita”, foto hiernaast). Cordoba heeft dan ruim een half miljoen inwoners, tweehonderdduizend meer dan in het begin van de 21e eeuw. 

De Moren leggen zich vooral toe op de ontwikkeling van steden, op het platte land werd geen sterke controle uitgeoefend, het bleef armoedig en onderontwikkeld. De noordelijke grensgebieden waren relatief dun bevolkt en er vond meestentijds vrijelijk handel plaats tussen het Christelijke noorden en het Islamitische deel van Spanje. De noordelijke vorstendommen, die het gehele Noorden beslaan, zullen altijd onafhankelijk blijven.

 

Het katholieke Noorden

In de 8e eeuw ontwikkelt zich in het Noord-Westen het vorstendom Asturias, in de westelijke Pyreneen het vorstendom Navarra (Baskenland), en ten Zuiden van de oostelijke Pyreneen ontstaat uit een samensmelting van verschillende graafschappen Catalonie, in 801 door Karel de Grote op de Moren veroverd en sedertdien, ook na onafhankelijkheid, in nauw contact met het Frankische rijk.

Het Noorden ontwikkelt zich door contacten met het katholieke Frankische rijk (Cataluña) en door contacten met een groot deel van de katholieke wereld via de pelgimsroute naar Santiago de Compostela, gelegen in het uiterste noordwesten van Spanje (Galicia, toen een onderdeel van Asturias). Begin 9e eeuw geloofde men daar in een marmeren graftombe de stoffelijke resten van de apostel Sint Jacob (Santiago) aangetroffen te hebben. Vanaf de 10e eeuw werd Santiago de Compostela een steeds belangrijkern katholiek bedevaartsoord, waarop de Moren de stad aanvielen en de basiliek verwoestten. Deze werd herbouwd onder franse architectuur (1078-1124). In de 11e eeuw wordt Santiago de Compostela het belangrijkste bedevaartsoord van Europa en een inspiratiebron voor kruisvaarders. De eerste engelse pelgrims doen Santiago aan rond 1100. Santiago werd in Spanje de beschermheilige van de Reconquista.

Al Andalus, het kalifaat van Cordoba

De Moorse bezetter toonde zich in het algemeen tolerant jegens de overwonnen volkeren, er was geen sprake van een extreme bekeringsdrift of uitgesproken onderdrukking. Er ontstond een gemeenschappelijke handelstaal maar de oorspronkelijke bewoners konden hun eigen taal blijven spreken en hun eigen godsdienst (het Jodendom, Christendom) blijven belijden. Van assimilatie was maar beperkt sprake, de verschillende groepen behielden hun eigen identiteit maar er was ook sprake van overlap. Idealiter gezien was “Al Andalus” (niet alleen het huidige Andalucia maar het gehele door de Moslims beheersde gebied op het Iberisch schiereiland) een “melting pot” van religieus-etnische groeperingen waarin de Islamitisch-Arabische cultuur weliswaar domineerde maar waarin de bevolkingsgroepen gedurende lange perioden in redelijke mate van tolerantie met elkaar samenleefden. 

Na Abd ar Rahman I (731-788), komen zijn nazaten Abd ar Rahman II en III aan de macht. Abd ar Rahman III (912-961) roept zich uit tot Kalief en een groot deel van het Iberisch schiereiland, het kalifaat van Cordoba. Na het overlijden van de Kalief zet onder zijn opvolgers in de elfde eeuw het verval in en ontstaat een successie oorlog die een einde maakt aan de politieke eenheid. Er ontstaan tal van kleinere rijkjes (Taifa’s, meestal bestaande uit een stad met het omliggende platte land) die elkaar onderling bestrijden.

De Reconquista

De Reconquista, de herovering van door Islamieten bezet christelijk grondgebied die feitelijk in 722 begon met de slag bij Covadonga krijgt door deze onderlinge verdeeldheid een stevige impuls. Overigens is tegen het idee van een vele eeuwen durende Reconquista wel het een en ander in te brengen: Een deel van de opmars vanuit het Noorden ontstond door bevolkingdruk in de noordelijke koninkrijkjes, met name in Catalonie, waardoor de bevolking vrijelijk door de relatief open grens naar het Zuiden trok.

In de elfde eeuw nog werd een deel van het noordelijk grensgebied bewaakt door Christelijke huurlegers. Veel strijd werd ook geleverd door christelijke legers onderling, niet echt een teken van gemeenschapszin tegen de islamitische vijand (1337: begin 100-jarige (burger-oorlog).

De militair zwakke islamitische Taifa rijkjes konden lange tijd overleven door het tegen betaling accepteren van protectie van de nu machtiger christelijke noordelijke koninkrijken. Zo is ook de legende van El Cid (de baas), de Castiliaanse edelman Rodrigo Diaz in een ander perspectief te plaatsen: hij was niet zozeer een christelijke held die vocht om de Moren uit Spanje te verdrijven, hij was een succesvolle huurling die zowel diensten aan islamitische als christelijke machthebbers verleende. Uiteindelijk werd El Cid prins van de taifa van Valencia, zeer succesvol dus.

Almoraviden, Almohaden

In 1085 verovert Alphons VI van Castilie de stad Toledo, de vroegere hoofdstad van de katholieke visigotische koningen. Al dan niet te hulp geroepen vallen de Almoraviden, een streng religieuze Berbergroep uit Senegal en Niger, in 1086 het Iberisch schiereiland binnen. Deze Berbersoldaten hebben zich in versterkte kloosters in noord-west Afrika gespecialiseerd in de krijgskunst ten behoeve van een heilige oorlog. De tanende macht van de Taifa’s en hun betalingen aan ongelovigen waren de Almoraviden een doorn in het oog.

De Almoraviden stuiten de legers van Alphons VI en veroveren later Sevilla (“Geraldo”, foto links) op de daar heersende Abbadiden, waarmee het afgelopen is met de Taifa’s en Al Andalus onderdeel wordt van het Almoravidische rijk dat zich uitstrekt over Noord-West Afrika en Marakesh als hoofdstad heeft. Onder de fundamentalische Almoraviden worden de religieuze tegenstellingen vergroot en ontstaan bewapende Christelijke ordes. Deze ordes speelden een belangrijke rol in de acceleratie van de Reconquista en hun forten deden dienst om de veroverde gebieden te blijven controleren. De Almoraviden vervielen al snel in dezelfde fout als hun voorgangers en weer ontstonden verdeeldheid en Taifa’s.

In 1146 en 1147 werden Cordoba en Almeria in het uiterste zuiden veroverd door de ordes en de legers van Frans-Spaanse edelen. Een andere Berberstam, de Almohaden moest de Almoraviden te hulp komen, zij vestigden een nieuw kalifaat. Na veel strijd met wisselende kansen verloor de Islam in 1236 de hoofdstad Cordoba. (Mesquita). Tegen het jaar 1250 was de Reconquista, op Granada na, feitelijk voltooid. Het emiraat Granada, wist als vazalstaat van het Castiliaanse koninkrijk, dus tegen betaling, nog tot 1492 te overleven. Mohamed I heeft daar de bouw van het Alhambra (2 foto’s hieronder) aangevangen.

 

Los Reyes Catolicos

In de 15e eeuw werd het grondgebied van het Iberisch schiereiland verdeeld onder vier christelijke koninkrijken, Navarra in het Noorden, Portugal in het Westen, Castilie (in 1230 definitief verenigd met León) centraal en Aragon aan de Middellandse zeekust. Het koninkrijk Granada in het Zuiden was Islamitisch. Spanje dankt zijn ontstaan aan het huwelijk van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië in 1469 (Los Reyes Catolicos, de katholieke koningen). De twee koninkrijken samen bezaten nu het overgrote deel van het grondgebied van het Iberisch schiereiland. Portugal zou, behoudens tussen 1580 en 1640 onafhankelijk blijven. Het baskische Navarra bleef een onafhankelijk vorstendom tot begin 16e eeuw).

De Reconquista die zich in wisselende intensiteit en met steeds wisselende frontlijnen en successen over 770 jaren heeft voltrokken is in 1492 een feit met de overgave van Granada aan Los Reyes Catolicos.

1492 Is een cruciaal jaar in de Spaanse geschiedenis. Er komt een definitief einde aan het islamitische rijk op Spaans grondgebied. Spanje wordt een katholiek koninkrijk. Het eigen land wordt zoveel mogelijk gezuiverd van joodse en islamitische invloeden, de katholieke kerk krijgt een machtige positie.

In 1492 vaart Columbus uit en ontdekt Amerika, een belangrijk motief voor deze reis was ook de missie van de Reyes Catolicos om het katholieke geloof over de wereld te verbreiden, de ontdekkingsreizen als kruistocht tegen de ‘ongelovigen’. De Zuidamerikaanse indianen werden met geweld bekeerd en van hun goud en zilver beroofd hetgeen Spanje een onmetelijke welvaart bracht.

 

 

Katholieke overheersing

Aanvankelijk stonden sommige Spaanse koninkrijkjes in de door hen herveroverde gebieden de daar wonende moslims een bepaalde mate van godsdienstvrijheid, bescherming, behoud van hun bezittingen en soms zelfs het recht op het spreken van hun eigen taal toe. Men wilde de specifieke “know how” van deze bevolkingsgroep behouden en stuurde derhalve, ondanks druk vanuit de katholieke kerk, niet aan op een massaal vertrek van de Moslims. Deze Islamitische inwoners werden Mudejares genoemd en zij hebben van de 13e tot eind 15e eeuw een belangrijke bijdrage aan met name de architectuur en de literatuur in Spanje geleverd. De sfeer veranderde ten nadele van de Mudejares toen in 1478 de Inquisitie afgekondigd werd.

De verovering van Granada, door de Reyes Catolicos verheven tot een kruistocht tegen de Islam, maakte aan het vreedzaam samenleven van de drie grote religies een einde. Allereerst werden de Joden gesommeerd binnen vier maanden het land te verlaten, daarna waren zij vogelvrij verklaard. Op bevel van kardinaal de Cisternos werden Moslims in 1499 verplicht zich te bekeren tot het Christendom, alle Islamitische manuscripten werden verbrand. Na eerder de Joden vluchtten nu ook veel Moslims het land uit, waarmee het binnen tien jaar haar kundigste wetenschappers, artsen, advocaten, financiers en veel expertise op het gebied van landbouw en irrigatie verliest.

De Moslims die zich, al dan niet uit overtuiging, lieten bekeren en zo in Spanje bleven werden Moriscos (“Moortjes”) genoemd. Zij leefden van handel en waren redelijk welvarend, maar werden in het algemeen gezien als tweederangs burgers, en rechten samenhangend met hun identiteit werden beperkt. Na invoering van verder beperkende wetten in 1568 volgt een opstand, hetgeen het heersende vooroordeel bevestigde dat de Moriscos “schijn-christenen” waren, niet te vertrouwen en onderdeel uitmakend van een plan om de invloed van de Islam te vergroten. De revolte wordt ruim een jaar later met moeite neergeslagen. Onder Filips III (1598-1621) worden tussen 1608 en 1611 alle Moriscos (geschat wordt 800.000) uit Spanje verdreven.

 

Terugblik 8 eeuwen Moorse aanwezigheid

Hiermee komt een einde aan 8 eeuwen Moorse aanwezigheid op het Iberisch schiereiland. Als de Moren het Iberisch schiereiland bezetten bevindt Europa zich in de donkere middeleeuwen, de periode van verval na het uiteenvallen van het Romeinse rijk. De op dat moment superieure Arabisch-Islamitische cultuur geeft het Arabische deel van het Iberisch schiereiland (Al-Andalus) een belangrijke impuls op het gebied van cultuur en wetenschap. Grote vernieuwingen op het gebied van de medische wetenschap wiskunde, filosifie en literatuur zijn via Al Andalus Europa binnengekomen. Ook op het gebied van kunst en architectuur draagt Al Andalus veel bij aan ontwikkelingen in Europa. Er worden universiteiten gesticht die later door leergierige studenten en hoogleraren uit heel Europa bezocht worden. Ook komt Al Andalus door aansluiting op het handelsnetwerk van de Moren in contact met alle delen van de islamitische wereld.

Spanjaarden refereren aan deze periode vooral als de “Reconquista”, de heroische strijd voor het terugveroveren van het schiereiland op de heidense Moren. Alle verderfelijke Islamitische invloeden werden grondig uitgebannen door katholieke fundamentalisten als de Reyes Catolicos en inquisitie-grootheden zoals kardinaal Cisternos. Moskeeën en andere Islamitische bouwwerken werden gesloopt en deden dienst als fundament voor christelijke kerken en andere bouwwerken. Als begonnen is met de sloop van de grote moskee van Cordoba ten faveure van een kathedraal grijpt de bisschop van Cordoba in en verbiedt verdere afbraak. Wat rest is de huidige Mesquita, een indrukwekkend Moors bouwwerk dat dankzij het deugdelijke ontwerp en de hoge kwaliteit van de toegepaste materialen de tand des tijds gemakkelijk doorstaat. Centraal ingevoegd is de later begonnen kathedraal waarvan de bouw uiteindelijk werd stilgelegd. Hetzelfde is gebeurd in het Alhambra van Granada, waar Karel V de harmonie van de moorse architectuur ontsiert door er zijn ronde paleis middenin te laten bouwen.

Zo hadden de Moren uiteindelijk een grote invloed op de verdere ontwikkeling van het Christelijke West-Europa, in Islamistische Spanje werden de grondslagen gelegd voor de  Europese Renaissance.

 

Bronnen:

 

 

SPANJE, geschiedenis